Direct naar artikelinhoud
Vuurwerkramp

Twintig jaar na de vuurwerkramp in Enschede zijn Jos en Herman vooral blij dat ze leven

Het echtpaar Weegerink overleefde de vuurwerkramp en woont weer aan de Tollenstraat in Roombeek. ‘Je stopt het uiteindelijk weg.’Beeld Herman Engbers

In de herinnering van Jos en Herman Weegerink leek het die zaterdag wel zomer, in de straten van hun Enschedese wijk Roombeek. Vandaag precies twintig jaar geleden spetterden de kinderen in de opblaasbare badjes en gingen even na drieën de eerste flesjes gekoeld Grolsch van de beugel. Een half uur later ontplofte er 177 ton vuurwerk.

Er gaat een doekje over het monument met de 23 namen. De vloeibare zeep verdrijft het stof uit de a en de e van Marcel van Nieuwenhoven, uit de sierlijke S van Estalita Saddal en de stevige M van Mickey Ransing.

Eén keer per jaar, daags voor de herdenking, komen de medewerkers van de gemeente langs. De gedenkplaat bij ‘Het verdwenen huis tussen hemel en aarde’ krijgt dan een sopje, de kantjes van het gazon worden geknipt en er gaat een bezem over de paden van het park Lasonderbleek.

Hoewel de locatie van het vroegere S.E. Fireworks onder een grasmat is bedekt, doet hier alles nog aan de vuurwerkramp denken. De contouren van de opgeblazen huizen zijn met stalen frames zichtbaar gemaakt en midden op het terrein ligt nog steeds de krater: 170 centimeter diep, met water op de bodem, en een solitaire wilg en populier. Een vrouwtjeseend slobbert wat kroos op uit het water. Niemand haalt het in zijn hoofd deze wond te dichten. Juist de krater is het monument voor alle slachtoffers.

Herman Weegerink (79) komt hier elke dag wel even. Vanuit zijn huis op de Tollensstraat 93 steekt hij dan het grasveld over, maakt wat asymmetrische patronen over het gazon en gaat dan weer naar binnen. “Soms moet ik tijdens mijn wandelingetje sterk aan die middag denken, en aan de mensen die er niet meer zijn”, zegt hij. “Maar vaak ben ik ook gedachteloos. Toch is die ramp altijd bij me, nog steeds.”

En af en toe komt-ie in een snik naar boven, vult zijn vrouw Jos (70) aan. “Herman heeft het er nog steeds moeilijk mee.”

Vandaag worden er op de wandelroute van Herman bloemen gelegd, de vlaggen gaan half stok en in heel Enschede worden om 15.25 uur, het tijdstip van De Grote Knal, de klokken geluid. De herdenking zou dit jaar extra groot zijn, maar door de coronacrisis kan er geen samenkomst zijn. Ook door de toespraken is een streep gegaan. Toch, merken de Weegerinks, wordt ook zonder corona de aandacht voor de ramp minder. Bij veel mensen vervagen de gruwelijke beelden uit die tijd, en jongeren onder de dertig hebben er al helemaal geen herinnering aan.

Twintig jaar na de vuurwerkramp in Enschede zijn Jos en Herman vooral blij dat ze leven
Beeld Herman Engbers

‘Brand meester’

De vuurwerkramp van Enschede voltrok zich twintig jaar geleden als een kettingreactie. Bij de vuurwerkfabriek midden in de woonwijk en tegen de Grolsch-brouwerij aan ontstond net na drieën die zomermiddag brand, waar aanvankelijk nog met enig vermaak vanuit de tuinstoel naar werd gekeken. De ene na de andere pijl vloog de lucht in en even voor half vier werd al het sein ‘brand meester’ afgegeven.

Maar vijf minuten later bleek de brand vanuit de opslagcontainers overgeslagen te zijn naar de centrale bunker. Om 15.33 uur was een enorme steekvlam zichtbaar, om 15.34 uur volgde een gigantische explosie, om 15.35 de vernietigende klap. Maar liefst 177 ton vuurwerk kwam tot ontploffing. Wie op sociale media de bibberige amateurbeelden ziet, proeft de paniek in de eigen keel.

De ramp in cijfers: rond de van de aardbodem verdwenen fabriek werd een gebied van in totaal 42 hectare geheel verwoest. In die straal kwamen 23 mensen om het leven en werden er 950 gewond afgevoerd. Tweehonderd woningen werden volledig verwoest; zo’n 1500 woningen buiten de wijk en circa 500 omliggende bedrijven raakten zwaar beschadigd. Meer dan 1250 mensen raakten dakloos. Schade na de grootste explosie na de Tweede Wereldoorlog: 1 miljard gulden, wat neerkomt op zo’n 454 miljoen euro.

Maar daar zit de schade in de hoofden en harten van mensen als Jos en Herman natuurlijk niet bij. “Ik zal nooit vergeten dat ik bij het begin van de brand de eerste bluswagen heb gewezen hoe ze naar binnen moesten komen”, zegt Herman. “Ik woonde toen op Tollensstraat 7, pal tegenover de ingang. Je moest doorrijden tot vlak bij de slagboom, voordat die open ging. Dat had de bestuurder aanvankelijk niet door, dus ik gaf een aanwijzing. Van die eerste uitrukploeg is alleen de commandant levend teruggekeerd, vier brandweermannen zijn omgekomen.”

Hij was die dag alleen thuis met zijn puberdochters Linda Mei en Yvonne. Jos was met haar moeder naar een begrafenis in het nabijgelegen Oldenzaal. Bij de laatste grote knal stond Herman in de badkamer, omdat Yvonne eerder had geschreeuwd dat Linda onder het bloed zat. Dat was hij juist op dat moment met een washandje aan het verwijderen. Zijn gevel heeft de klap daardoor opgevangen, direct daarna is hij met zijn dochters de wijk uitgerend. En daarmee zijn oude leven. Alles zou hij achterlaten op dat moment.

Nog steeds weet niemand wat er precies gebeurde

Rudi Bakker en Willie Pater, de directeuren van het ontplofte S.E. Fireworks, zijn op 2 april 2002 door de rechtbank in Almelo vrijgesproken van de schuld voor de dood van de 23 slachtoffers. Zij kregen wel zes maanden gevangenisstraf opgelegd (waarvan drie voorwaardelijk) voor het opzettelijk overtreden van milieuvoorschriften en handel in illegaal vuurwerk. Het gerechtshof in Arnhem veroordeelde de twee in 2003 in hoger beroep echter tot een jaar celstraf. Volgens het hof waren zij wel degelijk verantwoordelijk voor de ontploffing met de dood tot gevolg.

Op 22 augustus 2002 veroordeelde de Almelose rechtbank André de Vries tot vijftien jaar gevangenisstraf, wegens brandstichting op het terrein van het vuurwerkbedrijf, die leidde tot de ontploffing van het opgeslagen vuurwerk. Op 12 mei 2003 werd hij door het gerechtshof in Arnhem daarvan weer vrijgesproken.

Vorig jaar was er een meerderheid in de Tweede Kamer die vond dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) een advies moet uitbrengen over de waarde van een nieuw rapport van vuurwerkramp-onderzoeker Paul van Buitenen. Deze klokkenluider heeft na vier jaar spitwerk in 1300 pagina’s proberen aan te tonen dat niet S.E. Fireworks schuldig was aan de ramp, maar dat de echte oorzaak al bijna negentien jaar wordt verbloemd.

Volgens Van Buitenen hoeft er geen extreem zwaar vuurwerk te hebben gelegen, zoals steeds is gesuggereerd; ook licht vuurwerk kan een harde explosie geven. Volgens Van Buitenen zijn rechters met de verwijzing naar het zware vuurwerk en daarmee de strafbare rol van de eigenaren, bewust misleid. Door de ‘criminalisering’ van het bedrijf is volgens hem de rol van de overheid bij de ramp buiten schot gebleven. Maar de OVV stelde uiteindelijk dat de raad niet is bedoeld voor ‘historisch onderzoek’.

“Op de hogeschool wat verderop ontstond spontaan een soort eerste opvang”, vertelt Herman. “Mensen verzamelden zich daar gewoon, de licht gewonden werden er verzorgd, mensen zochten troost bij elkaar. Ik heb daar uiteindelijk mijn dochters achtergelaten en ben op mijn badslippers richting Oldenzaal gaan rennen. Jos moest ergens in die lange file richting stad staan, ze moest weten wat er gebeurd was, dat we allemaal nog leefden. En ik heb haar gevonden ook.”

De buurtbarbecue is er nog steeds

Jos moet nadenken over de vraag hoe het hen direct na de ramp is vergaan. “Je stopt het uiteindelijk weg”, zegt ze, maar net als de 1250 andere daklozen hebben zij en Herman eerst bij familie gelogeerd, toen tijdelijk in een woning van mensen die voor langere tijd met vakantie waren, toen met twee dochters op stretchers in een bejaardenwoning, om in een flat te eindigen. “Ons huis aan de Tollensstraat was dan wel niet uitgebrand”, zegt Herman, “maar wel onbewoonbaar. Het was door de klap vijf centimeter verschoven, en daarmee totaal ontzet.”

Pas jaren na de ramp zouden Herman (destijds de koster van de gehavende Mariakerk) en Jos weer terugkeren naar ‘hun’ Roombeek, maar wel in een compleet nieuwe buurt. De gemeente heeft de volkswijk met sociale huurwoningen en bedrijfjes totaal herbouwd, met een bonte verzameling van zelfgebouwde huizen, gedurfde rijtjeswoningen, appartementencomplexen en drie clusters waarin zorg, cultuur en voorzieningen als scholen, verenigingen en kinderopvang onder een dak zijn gekomen.

De Weegerinks wonen dus nog steeds in hun Tollensstraat, maar wel op een totaal andere plek in een compleet nieuw huis. “En toch”, zegt Jos, “heb ik nog steeds het gevoel dat ik in Roombeek woon. Dat heeft de gemeente echt knap gedaan. Ik denk dat 50 procent van de oorspronkelijke bewoners zijn teruggekeerd, maar de buurt is nog net zo divers als eerst. We wonen hier met Marokkanen, Turken, Polen, studenten en bejaarden. En dat gaat allemaal goed, net als vóór de ramp. De jaarlijkse buurtbarbecue is er nog steeds.”

Mentaal kwetsbaar

Veel van hun spullen van toen hebben ze nu niet meer. De politie heeft alleen de fotoboeken kunnen redden, en persoonlijke herinneringen van de geadopteerde Linda Mei en Yvonne, die oorspronkelijk uit Taiwan komen. “En toch heeft het lang geduurd voordat we eraan gewend waren dat we bijna alles zijn verloren”, zegt Jos. “Ik heb nog jarenlang gezocht naar spulletjes die ik ‘kwijt’ was, om dan te beseffen dat ze kwamen uit de tijd vóór de knal, en daarmee onvindbaar waren.”

Maar met het gemis van dat materiële, daarmee kunnen ze leven. Door de vuurwerkramp zijn Jos en Herman vooral mentaal kwetsbaarder geworden. Herman heeft kort na de ramp een hartaanval gekregen, toen hij Jos op zijn badslippers tegemoet rende was hij al zo benauwd. “Als hartpatiënt is Herman ook emotioneler, hij sluit zich het liefste af voor het verleden. Maar hij kan het niet”, zegt Jos. Kom bij hem ook niet aan met complottheorieën of verzoeken om het onderzoek te openen (zie kader). “Ik wil juist dat alles gesloten blijft, en vergeten”, zegt Herman. “Het doet er na twintig jaar niet meer toe.”

Jos zegt dat ze door de ramp achterdochtig is geworden, ze vertrouwt de mens minder en is wat cynischer, bijt eerder van zich af. Dat komt doordat ze zich na de ramp plotseling helemaal zelf moest redden, en ook haar gezin, dan móet je wel voor jezelf opkomen, zegt ze. Kort gezegd: ze is wat strijdbaarder en zelfbewuster geworden, en dat kan volgens haar geen kwaad in deze tijd.

De ramp heeft Jos en Herman ook laten ze zien dat ze ‘overlevers’ zijn, zo drukken ze dat tenminste zelf uit. “We hebben de klap van de vuurwerkramp doorstaan, en de crisis die daarop volgde. Daarna zijn we het leven veel meer gaan vieren. Toen we dertig jaar getrouwd waren, heb ik de zus van Herman uit Australië op onze kosten laten overkomen en we hebben een mooi kostuum voor hem gekocht. Wat kunnen mij die centen schelen? Dát gevoel. Laten we vooral blij zijn dat we er nog zijn.”

Dat neemt niet weg dat het vandaag een heel trieste dag is.

Lees ook: 

Negentien jaar na de vuurwerkramp vecht de oud-S.E Fireworks-directeur nog altijd voor zijn onschuld

Negentien jaar na de verwoestende ramp in Enschede wil Rudi Bakker, voormalig directeur van het ontplofte bedrijf S.E. Fireworks, nog altijd gerechtigheid. “Ik ben onschuldig”, begint Rudi Bakker resoluut. Een stilte volgt. De 56-jarige Enschedeër zit op een van de twee lederen banken in zijn eigen woonkamer. Hij frunnikt een beetje aan zijn koffiekopje.